In de herfst van 1936 gaf de technische afdeling van het Duitse luchtvaartministerie een specificatie uit voor een per katapult te lanceren watervliegtuig ter vervanging van de Heinkel He 60. Het moest een tweezits toestel worden met enkele of dubbele drijver en een motor van tussen de 597 en 671 kW (800 en 900 pk). Uit de inzendingen werden de Focke-Wulf Fw 62 tweedekker en de Arado Ar 196 geselecteerd voor verdere ontwikkeling.

De Arado Ar 196,die in veel opzichten de 'ogen van de Kriegsmarine' was,vloog en voer uitstekend. Vroeg in zijn loopbaan maakte zijn zware bewapening hem tot de kwelgeest van de trage vijandelijke zeepatrouillevaartuigen,maar die situatie werd in de loop van de oorlog omgekeerd.
Het ontwerp van Arado.
De Ar 196 was geheel van metaal; zijn buizenframe was vooraan bekleed met metaal en achter met stof. De vleugels waren met metaal bekleed en scharnierden aan de achterkant zodat de vleugels langs de romp gevouwen konden worden. Beide drijvers bevatten een brandstoftank.
In de zomer van 1937 werd het eerste en tweede prototype,de Ar 196 V1 en de Ar 196 V2 geëvalueerd,min of meer tegelijkertijd met de prototypen van de Fw 62,maar de geavanceerde Arado's wonnen het op vrijwel alle punten van de Focke-Wulfs. Van de Ar 196 met een BMW 132Dc stermotor werden in eerste instantie vier prototypen besteld,waarvan de eerste twee volgens de Ar 196A standaard met dubbele drijvers en de andere twee (de Ar 196 V3 en Ar 196 V4) volgens de Ar 196B standaard met een enkele grotere drijver en twee kleine stabilisatiedrijvers onder de vleugels.
Het vierde prototype was het eerste dat met wapens werd uitgerust in de vorm van twee vaste voorwaarts vurende 20-mm kanonnen in de vleugels en een vast voorwaarts vurend 7,62-mm machinegeweer aan stuurboord voor in de romp. Een vijfde prototype,de Ar 196 V5 (gebouwd naar de Ar 196B standaard) had de sterkere BMW 132K stermotor die een drieblads propeller met verstelbare spoed aandreef,en met gemodificeerde cockpit.
Hoewel beide drijverconfiguraties goed voldeden,koos men voor de versie met twee drijvers. Er werden tien voorproductietoestellen besteld.
De totale productie van de Ar 196A beliep ruim 500 toestellen,inclusief de toestellen die in 1942-'43 in Frankrijk en tussen april en augustus 1943 door Fokker in Nederland gebouwde exemplaren. Het eerste schip dat met een Ar 196 aan boord het ruime sop koos,was het vetzakslagschip KMS Admiral Graf Spee.
De Ar 196 werd ook veel gebruikt voor kustpatrouilles. Een vroeg succes was het buitmaken van de beschadigde Britse onderzeeboot HMS Seal door twee Ar 196A toestellen van 1./Küstenfliegergruppe 706,gestationeerd in Aalborg in Denemarken. De Ar 196 kwam aan de meeste fronten in actie en vloog eveneens bij de Bulgaarse en Roemeense luchtmacht.
Varianten waren onder andere de Ar 196A-1,de eerste productieversie,het Ar 196A-2 kustpatrouilletoestel,de verbeterde Ar 196A-3,Ar 196A-4,de katapultversie van de Ar 196A-3,en de Ar 196A-5,de laatste productieversie.
Specificatie.
Arado Ar 196A-3.
Type: Tweezits kustpatrouillevliegtuig voor gebruik vanaf schepen.
Aandrijving: Een BMW 132K stermotor van 716 kW(960 pk).
Prestaties: Topsnelheid:310 km/u op 4000m ; Kruissnelheid:255 km/u op kruishoogte ; Aanvangsklimsnelheid:300 km/u ; Plafond:7000m ; Bereik:1070 km.
Gewicht: Leeg:2990 kg ; Maximaal startgewicht:3730 kg.
Afmetingen: Spanwijdte:12,4 m ; Lengte:11 m ; Hoogte:4,45 m ; Vleugeloppervlak:28,4 m².
Bewapening: Twee vaste voorwaarts vurende 20-mm kanonnen ; Een 7,92-mm vast voorwaarts vurend machinegeweer en een richtbaar achterwaarts vurend 7,92-mm machinegeweer ; Plus twee 50 kg bommen onder de vleugels.

De Ar 196 diende in alle kustgebieden van Hitlers Europa en was ook het standaardtoestel aan boord van grote oorlogsschepen van de Duitse marine,waarvan de grootste (de Bismarck en de Tirpitz) er elk vier aan boord hadden.